The born-agains they bring their families
There’s one on every corner
A righteous salesman behind every tree

I can’t do it alone

So please don’t act spiritual
Don’t take the wrong way out
Robert Crumb will guide us all
through a life of lust and doubt

I’ll keep on trucking ‘till the sun goes down
Believers lurk in the shadows
Decent folks infesting my town

I can’t do it alone

So please don’t act spiritual

Robert Crumb

Robert Crumb is in de eerste plaats de tekenaar van cynische strips als Fritz the Cat en Mr. Natural. Hij vervaardigde echter ook veel platenhoezen. Het boek The Extended Record Cover Collection biedt daarvan een schitterend overzicht. Het moet voor iedere artiest met een kartelrandje aan zijn leven het summum zijn als Crumb je verzameling songs illustreert.

‘I can’t do it alone’, zingt zo’n soms wat zonderlinge singer-songwriter uit Vlaams Limburg. Zo stel ik me dat toch voor. Af en toe een paar centen lenen van een vriendin om even een nieuw pak yoghurt te kopen om daarna snel weer die geniale inval proberen te verwerken in een zoveelste wereldsong, zowel qua melodie als tekst. God, wat zou het mooi zijn als Crumb de omgeving van het zeker in de winter wat triest ogende Houthalen eens zou komen verkennen met een schetsblok. Je zult er maar geboren zijn en dromen van Amerikaanse muzikanten die opgroeiden in plaatsen met namen als Sacramento of Charlottesville. Ja, dan schreef je liedjes zoals Daniel Johnston of Mark Linkous dat doen of deden en noemde je jezelf waarschijnlijk geen Benny Zen. Misschien zou Crumb wel even bij Benny in de platenkast vol helden gaan kijken en daar weer een tekening bij maken. Dat doet me denken aan een prachtige korte strip in zijn boek met al dan niet uitgegeven platenhoezen, flyers, posters en portretten. ‘Laten we eerlijk zijn, dit is neurotisch gedrag’ staat te lezen onder Why I’m neurotic about my record collection, waarin hij het gedrag van zichzelf als platenverzamelaar haarscherp blootlegt.



De tekeningen van Crumb bieden niet alleen een kijkje in de muzikale ziel van de cartoonist, ze tonen ook de verschillende stadia die hij als muziekfreak doormaakte. Geweldig in het boek is ook de hoes van The Stuff That Dreams Are Made Of, een in 2006 uitgegeven dubbel-cd vol ‘Super Rarities & Unissued Gems Of The 1920’s and 30’s’. Crumb snapt de gekte van de muziekverzamelaar en verbeeldt dat schitterend in woord en beeld: ‘After forty years, at last it’s mine!!’ schreeuwt de man op de hoes uitzinnig als hij zijn lang gekoesterde album eindelijk heeft gevonden. Crumb mag dan een reputatie hebben als tekenaar die grofheid niet schuwt en vooral in het begin van zijn carrière een uitgesproken mening heeft over de in Amerika aanwezige sociale hypocrisie, opvallend aan het werk in dit boek is dat duidelijk wordt dat hij ook een groot aantal bijzonder fraaie, zeer goed gelijkende, in een strakke tekenstijl vervaardigde portretten maakte. Van Robert Johnson tot James Brown, van Bo Diddley tot Frank Zappa en van Lightnin’ Hopkins tot Woody Guthrie, ze werden, vaak in opdracht voor The New Yorker, zeer treffend neergezet.

‘Robert Crumb will guide us all through a life of lust and doubt’, zingt Benny in zijn op het leven en werk van Crumb gebaseerde song. Lust, het blijft iets fascinerends in het werk van kunstenaars. Ik ken geen enkele tekenaar die zo ranzig door strakke T-shirts priemende tepels kan tekenen dan Crumb. In zijn strips duiken vaak hippies, voluptueuze vrouwen en timide mannetjes als Benny Zen op. Onder invloed van drugs ontwikkelt Crumb in de tweede helft van de jaren zestig een psychedelische stijl en wordt zijn werk, zeker in zijn thuisland, vaak als choquerend ervaren. Robert Crumb is een meester in het uitbeelden en verwoorden van controversiële thema’s. Daarin worden onderwerpen als seks, drugs en kritiek op veel fatsoensrakkers in zijn omgeving niet geschuwd. In zijn boek zien we in een aantal hoezen, posters en flyers nog veel van de held van die ‘underground comix’ terug, maar als hij zijn muzikale helden uit de blues, jazz, country, cajun, bluegrass, Franse musette en swing uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vereeuwigt, dan spreekt daar ook veel liefde, gevoel voor hun muziek en vakmanschap uit. Jammer dat ‘de Breughel van de twintigste eeuw’, die sinds 1994 vanuit Zuid-Frankrijk opereert, niet van het bestaan van de plaats Houthalen bij zijn nieuwe noorderburen afweet en er in een volgende druk van The Complete Record Cover Collection (verschenen bij Uitgeverij Oog & Blik / De Bezige Bij) geen afbeelding van zijn hoes van het nieuwe album van Benny Zen aan toegevoegd wordt. Een mooie droom blijft het wel. En koop na het luisteren naar Benny toch ook dat prachtige boek maar.

Willem Jongeneelen