Pierre Alain Volondat

1. de autonome leefgemeenschap

Voor de wekelijkse vergadering krijgen we allemaal handpoppetjes “om mee te spreken”. Er is een pandabeer, een brievenbus in de vorm van een huisje, koning boudewijn, een broodje tonijn, johannes de doper en de jonge ray davies.

De vergadering wordt geleid door pierre-alain volondat. Pierre is geen handpop maar een marionet aan dunne zwarte draadjes. Met sierlijke armbewegingen overloopt hij eerst de notulen van de vorige vergadering en gaat dan over tot agendapunt nr 1, het voorstel van johannes de doper om de kosten te drukken door de elektriciteit op de kamers na tien uur ’s avonds uit te schakelen. Het drukken van de kosten is nodig omdat de productie van onze artisanale kwark elk jaar weer wat minder winst oplevert.

De pandabeer merkt op dat johannes de doper makkelijk praten heeft omdat die sowieso al om negen uur gaat slapen – ‘maar er zijn er ook die nog wat willen lezen nadat de kamerdeuren dicht gaan’. (Onze deuren worden gesloten om half tien.) Het broodje tonijn is alvast door een stapel elektriciteitsfacturen aan ’t rommelen als koning boudewijn zijn ongenoegen uitspreekt over de luide muziek die soms nog tot diep in de nacht weerklinkt. ‘Inderdaad…’ treedt johannes de doper hem bij maar hij wordt in de rede gevallen door de jonge ray davies die uitroept dat pierre ook wel wat meer zou mogen bijdragen aan de gemeenschappelijke rekening. Een oud zeer, daar zijn we ons allemaal van bewust… Pierre geniet bepaalde voorrechten vanwege zijn ‘pedagogische opdracht’. De brievenbus in de vorm van een huisje mompelt iets van ‘profiteur’ en dat ’t altijd dezelfden zijn.

Dit soort gebrek aan hoffelijkheid komt steeds meer voor de laatste tijd. Enerzijds zorgt de financiële crisis voor een benauwde sfeer, anderzijds heeft pierre zelf een verschuiving in de vergadercultuur veroorzaakt door bij het begin van het nieuwe boekjaar in korte broek te verschijnen. Intussen draagt hij weer een kostuum, maar iedereen aan tafel herinnert zich zijn grijsblauwe benen, met knieën als brobbelige gedroogde pudding en zijn pathetische poging om een ‘lossere en meer menselijke context te creëren’.

Pierre zegt met een schaapachtige glimlach dat hij wel degelijk aan ’t solliciteren is maar dat er weinig vacante plaatsen zijn voor deeltijdse multifunctionele pianisten. ‘Maar volgende week dinsdag kan ik op gesprek gaan’ voegt hij er trots aan toe.

 

2. het kasteel

’s Avonds zit prins in ballingschap Baltus Terribilis I in het schaars verlichte salon van zijn kasteel. Hij heeft al zijn onderscheidingstekens en medailles op zijn vaalgroen uniform gespeld en de vette kater Kopenhagen ligt ronkend tegen hem aan. Hij woont hier nu precies een half jaar. ’t Is niet echt van hem, dit kasteel, maar hij heeft er goede hoop op dat de rebellen binnenkort verslagen zijn en dan kan hij met kater Kopenhagen, aap Darwin en papegaai Kennedy terug naar zijn eigen paleis, ver van dit natte en grijze niemandsland. Intussen wacht hij af en maakt hij er het beste van.

‘Sfeervol kasteeltje!’ zegt hertogin de Vrancken-Teef spottend.

Baltus Terribilis I zwijgt en forceert een vermoeide glimlach. Hij laat zich het sarcasme welgevallen. Hij moet wel: hertogin de Vrancken-Teef is zowat de enige die nog contacten met hem onderhoudt na die genante geschiedenis met dat mensenvlees. En daarbij, de hertogin heeft gelijk… dit kasteel heeft zoveel ouderdomskwalen dat het elk moment van pure uitputting in mekaar kan stuiken.

‘Lick my ass’ zegt papegaai Kennedy, heen en weer lopend op zijn stok.

‘Wat zegt hij?’ vraagt de hertogin, die geen Engels begrijpt.

Pierre, de nieuwe pianist, speelt een overdadige interpretatie van ‘the winner takes it all’.

Het was een redelijk goeie dag voor Baltus I: vanmorgen twee keer het Albertkanaal overgezwommen, zonder al te veel problemen naar de markt en de apotheek geweest (tomaten, haloperidol, aubergines en prei gekocht), succesvol gebeld met de lift-installateur (die beloofd heeft een offerte te sturen) en zonder vervelende stiltes even gepraat met veiligheidsagent Jean-Marie, die elke dag de wacht houdt aan de kasteelpoort (‘s nachts lost veiligheidsagent Gerolf hem af). Ja, het was een redelijk goeie dag en ’t is een speciale avond, want voor het eerst in een half jaar heeft Baltus I bezoek. Zelfs aap Darwin is in zijn nopjes met de komst van hertogin de Vrancken-Teef. Hij springt opgewekt in het rond en slaakt korte kreetjes.

‘Zeg eens, m’n beste Terribilis, hoe zit dat hier met de keuken?’ vraagt de Vrancken-Teef op gebiedende toon.

Baltus blijft glimlachen, al kost het steeds meer moeite. Nog maar net binnen, die opgezwollen zeug, of ze denkt al aan eten… typisch West-Europese adel, geen eergevoel, geen karakter, generaties en generaties geprivilegieerd bestaan. En dat terwijl hij, Baltus Terribilis I, als kind elke dag hondenvoer voorgeschoteld kreeg. Hij vond het nog lekker ook. Of is dat zijn verbeelding die de herinneringen inkleurt? Met die medicijnen weet hij het allemaal niet zo goed meer, ze doen rare dingen met zijn hoofd. En hij is zo moe. Hij is het wachten moe, hij is het Albertkanaal moe, hij is dit kasteel moe.

‘Hier, drink nog wat champagne, freule, dat scherpt de eetlust. En zeg eens, wat vindt ge van mijn pianist? Hij heeft vroeger nog belangrijke prijzen gewonnen.’

‘Prijzen of geen prijzen, laat mij u eens iets zeggen…’ steekt de hertogin als een connaisseur van wal ‘…een goeie pianist is een pianist die niet stoort. Deze is toch wat te luid naar mijn goesting. En hij heeft nog geen enkele wals gespeeld.’

‘Hij zit nog in zijn proefperiode, we zullen wel zien.’

‘Als hij tijdens het eten maar niet teveel lawaai maakt… Wat staat er trouwens op het menu?’

Kater Kopenhagen springt van de zetel, bolt zijn rug en wandelt het salon uit.

‘Lick my ass’ zegt papegaai Kennedy.

‘Wat zegt hij?’ vraagt de hertogin.

Pierre speelt ‘hit me with your rhythm stick’.

 



Peter Houben