Natalie Merchant
Soms denkt ze nog wel
eens aan vroeger. Niet zo vaak meer. Alleen als de kleinkinderen erom vragen.
Dan vertelt ze over de tijd dat ze een popster was en liedjes schreef die vaak
op de radio kwamen. Niet alleen in New York, maar echt overal. Tot in België
toe, een land dat ze voordien eigenlijk alleen vanuit haar atlas kende. En van
de chocolade, natuurlijk. Die was bijna zo lekker als de Zwitserse. In België
had ze ooit nog op een groot festival gestaan. Dat was altijd een mooie
herinnering gebleven. Het was het hartje van de zomer en de zon scheen. Ze weet
nog dat ze voor de gelegenheid haar mooiste bloemenjurk had aangetrokken. En
gezongen over Jack Kerouac. Die ochtend in dat verre land dwaalden haar
gedachten af, en fantaseerde ze dat het podium een eindeloos korenveld was waar
ze blootsvoets achter haar wildste dromen aan kon gaan. Zo zorgeloos zou het
later nooit meer worden.
Diep in haar hart was ze een boekenmeisje en hield ze van poëzie. Dat ze zangeres was geworden, en daar tot over de oceaan succes mee had, daar moest ze nog vaak om lachen. Niet zelden waren er jongens in de zaal die haar tussen twee nummers met vreemde tongval de liefde verklaarden. Dat bleef een raar gevoel. Bovendien plaagde de rest van de groep haar er wel eens mee. Dan wist ze zich geen houding te geven, en dook ze onder in één van de dichtbundels die Michael Stipe haar cadeau had gedaan.
Michael Stipe. Hoe zou het daar nog mee zijn? Van de rest van de groep hoorde ze eigenlijk ook nooit nog wat. Na nog meer tournees en volle zalen was iedereen uiteindelijk zijn eigen weg gegaan. Er komt altijd een moment dat alles gezegd is. Eerst voelde ze zich opgelucht. Met die groepsnaam –10.000 Maniacs- had ze sowieso nooit veel op gehad. Het deed aan lawaai denken. Aan lang haar en lederen broeken. Lang haar, dat had ze nadien nog wel eens zelf geprobeerd. Zo’n paardenstaart vond ze wel wat hebben. Maar de gedachte aan zichzelf in een strakke zwarte lederen broek was niets om vrolijk van te worden. Te ordinair. Veel te warm ook. En zo’n ding mocht niet in de wasmachine. Bovendien had ze er het lijf niet voor En als overtuigd vegetariër hield ze niet van leder. Zelfs haar schoenen waren van katoen. Gekocht in een Fair Trade-winkel. Zodat ze zeker was dat –ergens diep in Burkina Faso- een boer er op z’n minst een eerlijke vergoeding voor zou krijgen.
De rest van de groep had het haar altijd kwalijk genomen dat ze eruit was gestapt. Op het hoogtepunt van het succes nog wel. Zoiets doe je niet. De bassist had net een huis op afbetaling gekocht. De drummer was vader geworden van een tweeling. Het zag er allemaal zo mooi uit. En dan dit. Wég zekerheid. Een streep door de rekening. De Maniacs hadden het nadien nog wel even met een andere zangeres geprobeerd. Maar dat werd geen succes. Op de koop toe had zij tegelijk een soloplaat uit waar er vlot een miljoen of vijf van verkocht waren. Vanaf dan werd alles anders. Alleen die rare huwelijksaanzoeken tijdens optredens bleven, ook al was het inmiddels duidelijk dat ze iets had met de drummer van de band. Dat zorgde wel eens voor spanningen, achteraf ik de kleedkamer.
Uiteindelijk had ze stukje bij beetje haar interesse in de muziek verloren. De drang om zelf nog te schrijven was er niet meer. De financiële noodzaak om een nieuwe plaat op te nemen evenmin. En van de charme om in een veel te krappe bus van de ene stad naar de andere te puffen bleef na twintig jaar on the road ook niet veel meer over. Op de koop toe had ze een wolk van een dochter om voor te zorgen. Ze herkende er veel van zichzelf in. Datzelfde temperament. Diezelfde liefde voor boeken. Diezelfde diepe bruine ogen ook. Ze had geluk gehad.
Toen de gitarist van de Maniacs stierf –een slechte lever, zo las ze in een kort berichtje in de krant- had ze een rouwkaartje gestuurd. Maar daar was het bij gebleven. Zijn gezicht was vervaagd in haar geheugen. Onlangs had ze ook nog een halve dag lopen zoeken naar de voornaam van de drummer. Ze was te trots geweest om het even te googelen, en uiteindelijk schoot het haar pas ‘s avonds te binnen. Net nadat ze het nachtlampje had uitgedaan.
Haar dochter was inmiddels al jaren het huis uit. Die kwam niet zoveel meer langs, eigenlijk. Onlangs hadden ze ruzie gemaakt. Na een maand had ze haar moed bij elkaar geraapt en gebeld om het uit te praten. Altijd weer die verdomde koppigheid. Als er één familietrekje was dat ze al heel haar leven vurig verwenst had, dan was het dat wel. Maar goed. Straks kwam de dochter langs, samen met haar twee dochters die intussen ook tieners waren geworden. Om te vieren.
Vandaag wordt ze tachtig. Toen ze vroeger zangeres was had ze nooit gedacht dat ze ooit tachtig zou worden. Ze kon zich niet eens voorstellen hoe dat eruit zou zien. En nu ze het wel weet, zou ze het liever weer vergeten. De verpleegster in het rusthuis heeft voor taart gezorgd, want zelf is ze slecht te been tegenwoordig. Niemand hier die zich 10.000 Maniacs nog kan herinneren. Niemand die de naam Natalie Merchant nog met muziek associeert. En niemand die haar recent nog ten huwelijk heeft gevraagd. Dat mist ze nu soms wel een beetje. Intussen is Miss Merchant gewoon dat oude vrouwtje dat op kamer E4 woont. Maar in haar hart voelt ze zich nog steeds datzelfde bloemenmeisje van toen. En soms, als ze alleen op haar kamer zit, zingt ze stilletjes dat nummer over Jack Kerouac. Misschien vragen de kleinkinderen er straks wel naar. Dat zou ze fijn vinden. Ze heeft haar plakboek met oude foto’s alvast klaargelegd – vergeelde herinneringen aan de tijd toen oma nog een popster was. Je weet maar nooit…
Bart Steenhaut